Taal / Langue / Language

IDENTIFICATIE VAN DE MENSELIJKE RESTEN
De kookpot, met eeen secundaire functie als inhumatie-urne, werd aangetroffen op de noordelijke kerkhofzone van Boudelo, die ingericht werd na 1494. Ze bevatte de skeletten van 2 foetussen, samen met een munt (dubbele mijt) van Filips de Schone, daterend van 1489.

Beide foetussen zijn gelijktijdig bijgezet, zodat mag aangenomen worden dat het hier om een tweeling gaat.
Eén foetus had de leeftijd van 32-34 weken bereikt en had een lengte van 41-42.5 cm.
De tweede foetus was 34-36 weken oud en was 43-44 cm lang. Beide kinderen zijn overleden in de moederschoot of na hun vroegtijdige geboorte. Gezien de leeftijd van beide foetussen (32-36 weken) dient op het moment van de begraving een gevorderde necrose verondersteld. Anders lijkt een geregelde deponering van beide lichamen in dergelijk potvolume niet mogelijk.

Deze vaststelling laat ook toe te besluiten dat beide kinderen reeds in de moederschoot overleden waren.


DE DODENRITUS BIJ ONGEDOOPTE KINDEREN

Het gebruik om een munt mee te geven met de dode, was in de 15de eeuw nog vrij algemeen. In de klassieke oudheid diende de munt om de overtocht naar het hiernamaals te betalen. In de middeleeuwen was de dodenmunt nog een verre verwijzing naar de vroegere, rijke grafgiften die dienden om de dode gunstig te stemmen (hetgeen in de christelijke religie verboden was).

De betekenis van de dodenmunt kent echter regionale verschillen. Zo wordt de middeleeuwse betekenis van de munt voor onze gewesten verklaard als een middel om Petrus te behagen opdat de hemelpoort snel zou ontsloten worden.

De bijzetting van jonge kinderen is van oudsher gepaard gegaan met een speciale ritus. Archeologisch kon dit o.m. vastgesteld worden op de begraafplaats van het Gallo-Romeinse Pontrave te Waasmunster. In de middeleeuwen (en ook nog in de vorige eeuw) werden ongedoopte kinderen uitgesloten van een begraving in gewijde aarde (net zoals niet-christenen, ter dood veroordeelden, zelfmoordenaars, e.d.)  Deze groep werd gewoonlijk begraven aan de noordkant van de kerk (niet-zonnige kant, tevens in het volksgeloof woonplaats van de demonen), zoals ookk hier het geval is. De meegegeven munt was hier dan wel echt nodig om Petrus gunstig te stemmen.