Klein-Sinaai is een gehucht nabij de Nederlandse grens en ligt op het grondgebied van de gemeente Stekene, provincie Oost-Vlaanderen. Tot 1976 behoorde het tot Sinaai. In Klein-Sinaai bevinden zich de overblijfselen van de Abdij van Boudelo, een cisterciënzer abdij. Deze abdij is ook bekend als Baudelo in het Gentse.
In het begin van de dertiende eeuw vestigde een kleine religieuze gemeenschap zich in de barre wildernis van Klein-Sinaai, in de omgeving van Sint-Niklaas. Op deze plaats, die reeds in de verre prehistorie vormen van bewoning kende, richtte de uit de Gentse Sint-Pietersabdij afkomstige benedictijn Boudewijn van Boekel een bescheiden kloostertje op dat in 1204 door de Vlaamse graaf tot abdij werd verheven.
Het Boudeloklooster nam weldra (1215-1216) de strenge regel van de cisterciënzers aan en mede met de materiële hulp van de Vlaamse graaf en dankzij talloze schenkingen groeide het kloostertje uit tot een agrarisch uiterst goed georganiseerd bedrijf.
In overeenstemming met het ascetisch ideaal van de Orde hielden de monniken zich op de eerste plaats bezig met handenarbeid, een taak die ze echter vrij snel aan lekenbroeders zouden doorgeven, althans tot dezen door omstandigheden verplicht waren het domein te verlaten. Het beperkte aantal conversen (lekenbroeders) was een gevolg van een incident in 1226. In dat jaar werd de toenmalige abt van Boudelo, Theodoricus, vermoord door een lekenbroeder. Het kapittel-generaal van de Orde van Cîteaux besloot daarop dat het aantal conversen in Boudelo beperkt moest blijven tot maximum vijf. Tegen 1236 waren het er 15.
De rechtstreekse uitbating van het Boudelobezit, dat zich intussen rond drie grote uitbatingscentra, de grangiae of buitenhoeven te Otene en Lamswaarde in Zeeland en rond de abdij zelf, had geconcentreerd, verloor op die manier in de tweede helft van de dertiende eeuw steeds meer aan belang. In de plaats kwam een goed gecontroleerd systeem van pacht, erfpacht en cijnzen, door de abdij ingevoerd over heel haar meer dan tweeduizend hectaren groot grondbezit.
Het feit dat de monniken van Boudelo bij de opkomst van de steden van meet af aan partij kozen voor de Vlaamse graaf, was er oorzaak van dat in 1381 en 1382 de Gentenaars tweemaal na elkaar hun gebouwen kwamen verwoesten. Het kerkelijk schisma op het einde van diezelfde eeuw bracht bovendien in Vlaanderen een zodanige verdeeldheid mee dat de abt van Boudelo in 1386 moest vluchten. De zware overstromingen die in het begin van de vijftiende eeuw vanuit de Braakman, een uitstulping van de machtige Westerschelde, het abdijdomein kwamen teisteren, en de brandschatting die het klooster moest ondergaan in 1452 naar aanleiding van de twisten tussen hertog Filips de Goede en de stad Gent, maakten voor de abdij de financiële en materiële chaos compleet.
Pas na 1400 brak voor de abdij een nieuwe bloeiperiode aan die – afgezien van nieuwe overstromingen en een financieel debacle in het begin van de zestiende eeuw – zou duren tot in 1578, het jaar waarin de Gentse calvinisten het Sinaaiklooster verregaand plunderden.
Nadat in 1584 hertog Alexander Farnese opnieuw orde op zaken had gesteld in het Gentse en in het Land van Waas, besloten de monniken van Boudelo onder leiding van hun abt, Jacob del Rio, de leeggeroofde en reeds gedeeltelijk ontmantelde Sinaai-abdij definitief te verlaten en zich voortaan te vestigen in hun refugehuis aan de Ottogracht in Gent. Vanaf 1602 mocht de refugie zich abdij noemen en vanaf dat ogenblik begon het Boudeloconvent aan een triomfantelijke opmars: de abdijgebouwen werden omgebouwd en verfraaid, een gloednieuw abtshuis met prachtige zeventiende-eeuwse decoraties werd al in de achttiende eeuw verlaten voor een nog meer riante vestiging aan de Steendam. Zowel de kapel als de conventsgebouwen werden ondertussen erg rijkelijk versierd met schilderijen, legwerk, bronzen en stenen beeldhouwwerk, terwijl binnen de abdijmuren de monniken de cultuur van het geschreven woord lieten heropleven in hun poëzie en proza, opgesteld onder meer rond de feestelijke Bernardusherdenkingen.
De Franse overheersing maakte in 1793 een abrupt einde aan de ongekende weelde en ongeremde levensvreugde van de Boudelocisterciënzers, die duidelijk hun ideaal van armoede hadden verlaten, maar voor wie evenwel in het voordeel pleit dat zij steeds oog hadden gehad voor de armoede van de bevolking rondom hen: de Boudelopoorte was in het Gentse voor elke steunzoekende arme een begrip geworden.
Op 31 oktober 1797 werden de kloosterlingen manu militari uit hun klooster verdreven en de hele voormalige abdijsite ging een nieuwe rol tegemoet. De oude abdijgebouwen aan de Ottogracht werden in dienst genomen als Ecole Centrale, later onder het Hollands bewind als koninklijk Collegie, en tenslotte in het Belgisch Koninkrijk als het huidige Koninklijk Atheneum. De abdijhovingen werden omgevormd tot een prachtige Botanische Tuin, een ontmoetingsplaats voor de ‘beau monde’ van de Stad Gent. De kerk, die onder de Fransen eerst Tempel van de Rede en naderhand bibliotheek van het Scheldedepartement was geweest, werd onder de Hollanders eerst stads- en nadien ook universitaire bibliotheek. Deze laatste functie zou ze pas verliezen na het optrekken van de Boekentoren in de eerste helft van de twintigste eeuw. Het abtshuis aan de Steendam, dat tussen 1806 en 1845 had dienstgedaan als ambtswoning van de Gentse bisschop, werd omgevormd tot een middelbare school, die er - na tal van uitbreidingen - vandaag nog steeds gevestigd is.
De Gentse vestigingsplaats vertoont in tal van gebouwen nog steeds de sporen van de vroegere abdij, terwijl in Klein-Sinaai na grondig archeologisch onderzoek de laatste resten van de voormalige Boudelo-abdij moesten plaatsmaken voor een moderne woonwijk.
Vlakbij ligt nog de Boudelo-hoeve. Deze werd in 1660 gebouwd met puinresten van de abdij.
Het Boudelomonument herinnert aan de plaats waar de abdij ooit stond en is een ode aan de mensen die destijds meegholpen hebben aan de opgravingen.
Rondom de vroegere site staan tal van infoborden die uitleg geven over de geschiedenis en de omgeving.
Vlakbij is er een van de zeldzame stiltegebieden in Vlaanderen: De Fondatie van Boudelo.
In 2011-2012, werden door de UGent opgravingen gedaan met behulp van de nieuwste sensortechnieken.
Tot dan toe onbekende gebouwen werden zo per toeval ontdekt. Het trok de aandacht van de internationale wetenschapspers.
(Bron: De Wase en Gentse Boudelo-abdij – Paul Pas)
Lees hier in chronologische volgorde de belangrijkste gebeurtenissen in de geschiedenis van de abdij.
1197: Balduinus van Bocla (Boudewijn van Boekel), een benediktijnermonnik, verlaat met een paar volgelingen de Sint-Pietersabdij om in eenzaamheid te leven in het afgelegen gebied van 'Woestinen' in het Land van Waas. Hij sticht een geloofsgemeenschap in het plaatsje Boudelo in het Land van Waas.
Hij heette eigenlijk Boudewijn Van Boekel, maar met die naam maakte je in de middeleeuwen geen furore, dus werd het de Latijnse versie Baldwinus van Bocla. Een naam die in het Waasland klinkt als een klok want hij was de stichter van de abdij van Boudelo.
Tot het jaar 1200 is de ganse streek een onherbergzaam gebied. De drassige vlakten – wazen – in de Moervaartvallei nodigen niet uit om nederzettingen op te richten. Vossen en wolven zwerven hier vrij in rond.
Dit ongerept natuurlijk landschap lokt in de Middeleeuwen kluizenaarsgroepen, die de eenzaamheid opzoeken en zich organiseren tot kloostergemeenschappen. Zo voelde ook Boudewijn van Boekel, een benedictijn van de Sint-Pietersabdij te Gent, zich aangetrokken door de stilte (!) en de verlatenheid van het gebied tussen Stekene, Sinaai en Daknam.
Hij vestigt zich in 1197 te Bodele in de buurt van het hedendaagse Klein-Sinaai.
In de loop der eeuwen zijn er een aantal zware problemen geweest waardoor de abdij in moeilijkheden kwam.
1) Een brandstichting in 1381-1382
2) De ‘dispensio conventius’ in 1445
3) De verwoesting in 1452
4) De brand in de abdijkerk in 1570
5) De verwoesting van de abdij in 1578.
In 1997 werd de verjaardag van 800 jaar Boudelo gevierd. Terrecht want in 1197 stichtte Boudewijn Van Boekel de abdij als Benediktijnermonnik uit de St-Pietersabdij in Gent. Hij overleed in 1205.
Hoewel zowel de kerkelijke als wereldlijke overheid erop aandrongen om aan te sluiten bij de steeds populairdere Cisterciënzers was het pas in 1215 dat dit gebeurde.
Alle reden dus om deze 800ste verjaardag van de werkelijke opstart te vieren in 2015.
De historiek van de Fondatie door Hans Baeté (Bron: Ilvo)
De Fondatie staat genoegzaam bekend als een succesvol reservaatproject. Voor de geïnteresseerde l lezer valt er echter nog meer te beleven. De Fondatieweiden, -slootjes, -kanten en - bosjes genieten een opmerkelijk rijke voorgeschiedenis, die een beheerder kunnen informeren en inspireren... Wie een andere mening is toegedaan, kan zonder meer genieten van een boeiend landschapsverhaal in verschillende afleveringen. Waar te beginnen? Er waren eens... een immens riviermoeras en een abdij, of nee, er waren meerdere abdijen in het spel, alsook vele ‘gewone’ mensen van ter plaatse...
De historiek van de Fondatie door Hans Baeté (Bron: Ilvo)
Dit artikel is het vervolg op het eerste deel in een reeks van vier artikels over de historiek van de Fondatie. De vorige keer maakten we kennis met het verre verleden van de Fondatie en deze keer gaan we verder met de waargebeurde geschiedenis van droogleggingen, hernessen, meersen, ettingen en kapbossen.
De historiek van de Fondatie door Hans Baeté (Bron: Ilvo)
In 1306 komt een zekere Willem Mostart in een Hulsterse herberg verklaren dat hij aan Boudelo drie gemeten land schenkt. Deze kleine halve hectare is gelegen in Pauluspolder, op de Hernesse. Laatstgenoemde toponiemen hebben de tijd behoorlijk goed doorstaan. Palspolder maakt volgens de Sinaaise overlevering deel uit van de westelijke Fondatie ten zuiden van de Liniedreef. Heirnisse verwijst dan weer naar een bijzonder gebruik als graasgebied. Rekening houdend met de situering door Mostart, bevond deze Heirnisse zich vermoedelijk niet enkel ten westen van de Weimanstraat (what’s in a streetname?), zoals bijvoorbeeld op topografische kaarten het geval is. De oudste bron die de kadastrale wijk Heirnisse ondubbelzinnig prangt tussen Moervaart, Stekense vaart, Fondatiebeek en Weimanstraat, is een landboek uit 1670. Het is dus goed mogelijk dat de middeleeuwse Hernesse een beduidend groter gebied besloeg en dus ook een belangrijk deel van de recentere Fondatiewijk innam. Laatstgenoemde wijk werd nota bene pas in het zeventiendeeeuwse landboek voor het eerst afgebakend.
Ver van alle drukte, in een nog ongeschonden natuurgebied van het Land van Waas, verscholen achter het dichte gebladerte van een lange rechte dreef, die van op de straatweg toegang verleent, staat te Klein-Sinaai het lieflijke Boudelo-hof.
Het is een levende herinnering aan de eertijds vermaarde Boudelo-abdij. De abt van Boudelo wordt zelfs vernoemd in het middeleeuwse epos 'Van den Vos Reynaerde', waarvan de monniken en de broeders meer dan hun steentje bijdroegen tot de geestelijke en culturele ontwikkeling van de omwonende bevolking en tot de landbouwontginning van een nog grotendeels woeste streek, bedekt met meersen en bossen.
Boudelo schiep zich een faam die ver buiten het Land van Waas uitstraalde en die stoelde op vroomheid, herbergzaamheid, behulpzaamheid en taai ontginningswerk. De binding van het huidige hof - een nog steeds aantrekkelijke getuigenis voor de schoonheid van de vroegere landelijke bouwkunst in onze Vlaamse gewesten - met een brok Vlaamse cultuurgeschiedenis is wel het vertellen waard...
De "Koudenbormmolen" of "Boudelomolen" en ook "Sterremolen" geheten, was een houten korenwindmolen die aanvankelijk eigendom was van de abdij van Boudelo te Klein-Sinaai (Stekene). Hij werd rond 1200 opgericht en werd in 1417 als Coudenbornmolen vermeld. Van de molen bleven pachtcontracten bewaard voor de molen uit de periode 1559-1585. De staakmolen werd in 1948 gesloopt. De bijbehorende vroegere rosmolen werd nog een tijd lang elektrisch aangedreven (thans vervangen door garage).
Gedetailleerd overzicht van de gebouwen en hun functie
Om te interpreteren waar de gebouwen precies stonden, zit er een luchtbeeld bij
Het kaartenboek van Klein-Sinaai rond 1670 en Horenbaut 1576
We maakten een nooit eerder uitgevoerde vergelijking tussen vroegere kloostergronden en de huidige wijk Boudelo. Dit alles op basis van het kaartenboek van Anthonis Van Landeghem uit 1670. Boeiend om op basis van Google Earth en de Iphone-technologie een perfect vergelijk te kunnen maken.
Net zoals voor de abdijgebouwen is er ook van het Lijsdonkhof een tekening overgebleven, dit keer uit de zeventiende eeuw (1641). Ook deze tekening moet met het nodige voorbehoud bekeken worden. Sanderus schonk enkel aandacht aan het kasteeltje en de rest moet met een korreltje zout genomen worden. Zo zou de grote schuur (in de rechterhelft van de afbeelding) op het neerhof te veel naar rechts staan. En het landschap is in deze streek natuurlijk niet zo heuvelachtig als de tekening laat uitschijnen.
De Leebrug ligt aan de Lee. Deze in oorsprong natuurlijke beek werd al in de dertiende eeuw in opdracht van de abdij van Boudelo gekanaliseerd. De bedoeling daarvan was om per schip menselijke mest vanuit Gent aan te voeren. Dat gebeurde met zogenaamde beirotters. In de buurt waren ook beerputten waar de in die tijden waardevolle menselijke uitwerpselen werd opgeslagen. Mest kwijt geraken kost tegenwoordig geld. Eeuwen geleden was het een economisch waardevolle specie. Die droeg bij tot de bloei van de landbouw in de regio. En de schippers, die wisten de horeca aan de Leebrug te waarderen.
De brug over de Lee is sinds de zomer van 2004 niet langer de enige. In de buurt van de Moervaart werd daar een houten brugje voor wandelaars en (handige) fietsers aangelegd. Toch was het niet de eerste keer dat een tweede brug over de Lee werd geslagen. Tot 1964 lag daar een brug met een systeem om de in- en uitstroom van water te regelen.
Op 29/11/1570 zorgt een bliksemschicht op de abijkerk van Boudelo ervoor dat deze in lichterlaaie staat. Merkwaardig hoe snel dit onheil werd hersteld.
Een tweede brand, door mensen aangestoken, kondigde zich aan.
Na de verwoesting van de abdij door Gentse Calvinisten op 28 augustus 1578 neemt abt Jacobus del Rio de vlucht naar Keulen en keerde slechts in 1583 naar de Nederlanden terug. Op 27/1583 was hij nog in de Rijnstad. Hij ontving dan van de abdis van Burbach relikwieën van de Elfduizend Maagden, zo blijkt uit een akte.
De monniken van Boudelo verblijven tussen 1578 en 1584 in het buitenland. Nadat Farnese het Land van Waas en Gent heroverd heeft op de protestanten, besluit de gemeenschap terug te keren. Ze hadden hun oorspronkelijke gebouwen in het Land van Waas wel kunnen terugkopen, maar ze besloten toch maar opnieuw te beginnen in hun refugiehuis in Gent.
Abt Engelbert Delfortrie was een edel en minzaam man, bemind door zijn broeders en geëerd er buiten. Zo verknocht aan het Oostenrijks regime dat de keizer-koster bij zijn onstuimige hervormingsplannen de Boudelo-abdij ontzag. Er werden door Keizer Karel 163 kloosters gesloten, maar Boudelo bleef bewaard.
Buiten de poorten van de abdij groeide wel het gemor tegen het kortzichtig optreden van de keizer, windstoten die ook in de abdij gevoeld werden. Maar de storm die weldra alles zou vernietigen, kwam uit het zuiden. In september 1792 stonden een elftal opgejaagde Fransen voor de abdijpoort. Ze werden minzaam ontvangen volgens de aloude wet van de gastvrijheid. 's Anderendaags ontbood de abt hen en luisterde naar hun verhalen. Afschuwelijk hoe de revolutionairen tekeer gingen, niet te vergelijken met Jozef II. De keizer wilde de kerk hervormen, aanpassen aan de nieuwe tijd. Bij de Franse revolutionairen was er sprake van niets ontziende haat.
Het einde van de gemeenschap kwam er met de Franse periode: na de overwinning van de Fransen op Oostenrijk in 1795, kreeg de abdij een fenomenaal grote oorlogsbelasting van 800.000 pond opgelegd. Een jaar daarna kwam daar een bijkomende "geforceerde lening" van ruim 200.000 pond bij. De abdij kon onmogelijk aan miljoen pond betalen, zelfs niet na verkoop van een groot deel van het onroerend goed. De republikeinen bezetten de gebouwen, slaan het onroerend goed aan, verkopen de inboedel, smijten de monniken buiten, en in september 1796 wordt de gemeenschap dan ook definitief opgeheven.
De kerk wordt een tijd gebruikt als Tempel van de Rede en als theater voor republikeinse feesten, en daarna als bibliotheek voor het Departement van de Schelde (nu: Oost-Vlaanderen). Een deel van de kloostergebouwen wordt afgebroken, en een deel wordt als school ingericht.
De toetsen van het Pieter van Peteghemorgel in de Grote Kerk zijn ooit beroerd door de vingertjes van de toen nog heel jonge en later wereldberoemde componist Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791). Niet in Vlaardingen, maar in Gent. Hoe is dat zo gekomen?
Gent heeft de Plantentuin te danken aan haar aanhechting bij de Franse Republiek. Als het nieuwe rijk in 1897 beslist Centrale Scholen op te richten in alle Departementshoofdplaatsen, moet het stadsbestuur op zoek naar een geschikte locatie. De school heeft niet alleen leslokalen en slaapvertrekken nodig maar ook een bibliotheek en een plantentuin. In deze nieuwe staatsscholen zal de nadruk namelijk liggen op natuurwetenschappen en zelfstandige studie in plaats van op Latijn en godsdienst.
Vroeger stond er een abdij, nu is het Baudelohof een park dat leeft. Het is een groene plek waar je kan ontmoeten, relaxen, spelen en sporten.
Vooral tijdens de Gentse Feesten trekt het Baudelohof veel bezoekers. Het park aan de rand van de feestenzone staat bekend als een sfeervolle ontmoetingsplaats voor feestgangers.